150 Jaar lang woonde en werkte de familie Hofkes in Almelo. Ze maakten Almelo mee in tijden van grote veranderingen en zorgden ervoor dat Almelo uitgroeide van een kleine stad tot een industriestad. De overgrootvader van de familie, Egbert Hofkes, liet een bijzonder huis met een geweldig verhaal achter.

We beginnen in Almelo in 1763, dan trouwt Egbert Hofkes met Judith Coster.  Judith is de dochter van een rijke koopman uit Almelo. Egbert komt uit Winterswijk en is ook rijk. Zijn vader is fabrikant en handelaar in linnen. Linnen werd in die tijd gebruikt om kleding van te maken. Egbert is lid van een kerk, namelijk de Doopsgezinde kerk. Deze kerk had eigen regels. Een belangrijke was dat ze tegen geweld en het leger waren. Via deze kerk leert Egbert vanuit Winterswijk Almelo kennen. Hij ontdekt dat er in Almelo vele goede wevers wonen.

Deze wevers zijn heel goed in het maken van de linnen doeken. De familie van Judith, de Costers helpen Egbert in Almelo. Dat is geen toeval want de familie Coster is ook Doopsgezind. Egbert en Judith leren elkaar kennen en trouwen. Dat was natuurlijk extra mooi, want de familie van Judith was erg rijk en had grond en huizen in Almelo.

Of Egbert een gelukkig huwelijk had weten we niet maar hij kreeg met Judith drie kinderen. Egbert en Judith hadden daarom een nieuw huis nodig. Hij koopt direct tegenover het huis van zijn schoonfamilie twee stukken grond. Daar laat hij in 1775 een huis neerzetten. Niet zomaar een huisje, nee een grote woning met de uitstraling van een paleis. Egbert bouwt zoals de Franse koning Lodewijk dat zou doen in een stijl, die lijkt op de gebouwen van de oude Romeinen.

Egbert is rijk en voelt zich belangrijk. Maar in Almelo heeft hij niets te vertellen. Dat doet gravin Sophia. Zij bepaalt wie de burgemeester mag zijn. Ze geeft straf aan mensen die ongehoorzaam zijn geweest en ze laat boeren extra klusjes doen zonder daarvoor te betalen.

Egbert Hofkes baalt van al deze invloed van Sophia en hij is niet alleen. Uit Frankrijk komen nieuwe ideeën over hoe je een land moet besturen. De groep mensen in Nederland die dit ook vinden noemen zich de patriotten.

In Almelo willen Egbert en de patriotten mee-regeren. Egbert wil dit ook laten zien. Daarom laat hij in een kamer in zijn mooie nieuwe huis een wandschilderij maken door Andries Warmoes. De afbeelding die hij uitkiest is van de Romeinse veldheer Quintus Fabius Maximus Cuntactor.

De veldheer staat op een strijdwagen en heeft net zijn vijand Hannibal verslagen en keert terug in Rome met de buit. Quintus Fabius is ook tegen de oude macht. Het is daarom een onderwerp dat de patriotten, vrienden van Egbert, geweldig vonden. Het schilderij op het behang is enorm groot, 15 meter in lengte en bijna 2,5 meter in hoogte. Vanuit de kamer waar het geschilderd is kijk je recht op het kasteel van de graaf van Almelo.

Dan verandert er veel in Europa en allemaal heel snel. In Frankrijk wordt koning Lodewijk afgezet. Deze regering wil gelijkheid, vrijheid en broederschap. Het duurt niet lang en de Fransen vallen Nederland binnen om de patriotten te helpen. Gravin Sophia krijgt het benauwd, maar mag toch op haar kasteel blijven wonen. Egbert Hofkes is blij en hij nodigt de Franse generaal
Moreau uit om bij hem in zijn huis te komen eten.

De Fransen zetten Europa op zijn kop. Ze voeren ook allerlei nieuwe wetten in. Zo krijgt iedereen voortaan een achternaam en worden de meter, centimeter en millimeter de lengtematen. Nederland wordt weer een zelfstandig land. Egbert Hofkes is inmiddels een oude man en heeft al veel van zijn werk doorgegeven aan zijn zoon Lambert. In 1822 sterft Egbert op 84 jarige leeftijd, enorm oud in zijn tijd.

Lambert Hofkes is een echte ondernemer en met zijn twee zonen Herman en Egbert junior zet hij het bedrijf van zijn vader voort. Lambert heeft gehoord dat ze in België iets heel nieuws hebben voor het werken met linnen en katoen. Daar werken ze met machines en die worden niet door water, wind of mensen aangedreven, maar door stoom. Lambert stuurt zijn oudste zoon Herman naar Gent in België, als deze enthousiast terug komt besluit
de familie Hofkes ook weefmachines en een stoommachine te kopen. In Almelo komt zodoende in 1830 de eerste stoommachine van Twente te staan. In een heel nieuw speciaal gebouw, dat ze een fabriek noemen. De fabriek van Hofkes gaat open, maar krijgt meteen te maken met allerlei problemen. De Almelose wevers snappen niets van de machines. Het lijkt er al snel op, dat de fabriek een mislukking wordt. Herman wordt weer naar Gent gestuurd en komt terug met 12 Belgen, die wel met de machines kunnen werken. Helaas is ook dat geen succes. De Belgen drinken graag bier en komen dronken in de fabriek. Vaak komen ze niet eens opdagen, omdat ze uitslapen. Snel worden ze weer naar huis gestuurd. Herman Hofkes gaat nog een keer op reis, maar nu naar Engeland. Hij leert er hoe je een fabriek goed kunt laten werken en krijgt het voor elkaar, dat een Engelsman meegaat naar Almelo om alles goed te organiseren in de Hofkes fabriek. Eindelijk een beetje succes.

Rond 1850 wordt het steeds moeilijker voor de familie Hofkes. Hofkes heeft teveel leningen opgenomen. Ook krijgen ze geen geld meer vooruit betaald voor de levering van textiel aan Nederlands Indië. Egbert junior weet net op tijd grote delen van zijn fabrieken te verkopen om niet helemaal in de schulden te komen. Het is wel het begin van het einde van de grote mooie tijd van Hofkes
in Almelo.

De laatste familie van Hofkes probeert wel in de textiel te blijven. Zo gaan ze met andere textielbaronnen samenwerken. In 1909 overlijdt Egbert Hendrik, de achterkleinzoon van onze eerste Egbert, in het familiehuis. Als 18 jaar later ook zijn zus Elizabeth overlijdt is de familie Hofkes
grotendeels uitgestorven. Het statige woonhuis wordt verkocht aan een winkelier, die er een schoenenzaak begint. De voorkant wordt veranderd en de kamer met het grote schilderij wordt magazijn. De stoere oude Romeinen verdwijnen achter kasten vol met schoenen, maar zullen nooit vergeten worden.